In het kader van openbaarheid van bestuur!

Iwan Rasoelbaks, president van het Hof van Justitie (derde vanuit links), staat naast de president tijdens de decoratieceremonie in verband met 155 jaar rechtspraak in Suriname. [Foto: kabinet van de president]
Shoeket logo

Bron: De Ware Tijd

8 Mei 2024 22:35

Voor mij lezen

Onze democratische rechtsorde levert vooralsnog een zwakke rechtstaat voor de samenleving op. Wij pretenderen in een democratische rechtstaat te wonen en te werken, maar de vraag is of dat ook als zodanig wordt ervaren. De oorzaak van de steeds erger wordende onvrede bij grote delen in de gemeenschap ligt veel dieper dan de hoge prijzen in de winkel. “Niet meer weten waar de democratische rechtsorde en de rechtstaatgedachte voor staat” en waarop de burgers mogen rekenen. Dit alles wordt veroorzaakt door de politiek zelf.

Oppervlakkige verhalen en verwijzen naar schuldigen leveren geen verbetering op aangezien wij worden geconfronteerd met geraffineerde witteboordencriminelen, die zich bijna in alle drie machten hebben genesteld. Wij, het volk, moeten maar luisteren naar mooie verhalen en deze geloven.

“De initiatiefnemers van dit wetsvoorstel hebben geen kaas gegeten van de materie, omdat in strijd met de Grondwet, voorstellen worden aangeboden aan de assemblee om te worden goedgekeurd”

Recentelijk heeft het hoogste gezag in het kader van de versteviging van de rechtstaat publiekelijk aangekondigd dat de materiële en wettelijke aanspraken van die doelgroep zullen worden verbeterd. Wij moeten er dan vanuit gaan dat onze fundamentele rechten ook ten positieve zullen worden veranderd.

Wat is het spel dat bestuurlijk wordt gespeeld door zogenaamd twee initiatiefnemers? Welnu, er zijn vier initiatiefwetsvoorstellen over vaststelling van de geldelijke voorzieningen van autoriteiten en hun nabestaanden. Het gaat om de president en vicepresident, ministers en onderministers, leden en gewezen leden van De Nationale Assemblee en de rechterlijke macht.

De eerste drie ontwerpen gaan over politieke ambtsdragers en vervolgens de rechterlijke macht. Ervan uitgaande dat het noodzakelijk is om na bijkans 49 jaar de organieke wet tot stand te brengen, zoals artikel 141 lid 3 van de Grondwet voorschrijft. (S.B. 1992 no 38 laatstelijk gewijzigd).

Voor de goede orde dient erop te worden gewezen dat deze geldelijke voorzieningen vanaf de inwerkingtreding wel bij Staatsbesluit werden uitgevoerd zijnde een wet in materiële zin. De aanleiding is dus terecht om eindelijk met een wetsontwerp in formele zin binnen het rechtstatelijk denken te komen.

Echter, de initiatiefnemers van dit wetsvoorstel hebben geen kaas gegeten van de materie, omdat in strijd met de Grondwet, voorstellen worden aangeboden aan de assemblee om te worden goedgekeurd. Waarom is het niet in overeenstemming met de grondwetsbepaling?

Artikel 141 lid 3 luidt: “De wet regelt de overige vereisten van benoembaarheid en tevens de geldelijke voorzieningen ten behoeve van hen en hun nabestaanden”.

Volgens artikel 141 lid 1 zijn het uitsluitend de leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast of de procureur-generaal bij het Hof van Justitie die in aanmerking komen voor de uitvoering van deze wetsbepaling, zijnde zittende magistratuur.

Op grond van deze grondwettelijke bepaling dient de rechtspositie van de leden van de rechterlijke macht, ingevolge artikel 133 van de Grondwet, gescheiden plaats te vinden, dus de staande magistratuur apart. Bovendien behoren deze groepen tot de bijzondere categorieën landsdienaren.

Pensioenregeling

Er wordt over pensioenen gesproken die moeten worden uitbetaald maar nergens in het ontwerp is de grondslag gereld. Daarnaast zijn de leden van de staande magistratuur ambtenaren en vallen onder de ambtenarenpensioenwet. Hun leeftijd voor de dienst kan ook niet zonder meer bij deze wet worden opgetrokken naar 65 jaar.

Het besluit tot het optrekken van de leeftijd van de zittende magistratuur van 65 naar zeventig jaar is indertijd ook in strijd met de Grondwet genomen, vanwege een koehandel tussen uitvoerende en rechterlijke macht. In strijd met de Grondwet omdat de procureur-generaal toen niet werd meegenomen.

Overigens, in het laatste Staatsbesluit van de vorige regering is bepaald dat vanaf dat moment de basis verder bij een wet in formele zin zou worden vastgelegd, met dien verstande dat de verhouding met de president niet meer dan 90 procent mag zijn ervan uitgaande dat bij Staatsbesluit een verhouding van ten minste 80 procent werd uitgekeerd.

Het lijkt mij verstandig om in de wet de hoogte van de bezoldiging in relatie tot die van de president vast te stellen. Bij de uitvoering wordt dan middels een delegatiebepaling de bezoldiging uitgewerkt in een Staatsbesluit.

Nu dit initiatiefvoorstel de rechterlijke macht betreft mag de vraag worden gesteld of er nog sprake is van een wet in formele zin, aangezien dit wetsontwerp niet aan de Staatsraad ter advies is aangeboden. Voor het overige vraag ik mij af hoe de initiatiefnemers aan zo een ontwerp komen. Het lijkt wel op een oratio pro domo, een pleidooi voor eigen belang.

Overige ontwerpen

Deze betreffen de politieke ambtsdragers. De vraag is of een wet nu noodzakelijk is, aangezien de rechtspositie al bij wet is geregeld. Daarnaast wordt een gevaarlijk precedent geschapen met dit ontwerp om de ontkoppeling met het ambtelijke apparaat door te zetten.

Het openbaar bestuur bestaat niet alleen uit de politieke ambtsdragers (gezagdragers), maar ook het ambtelijke apparaat. Het ligt aan de prudentie van onze politici en als hoogste orgaan in de staat om te beslissen. Politiek gaat om toedeling van waarden en over keuzes maken: wie wel, wie niet; wat wel, wat niet; waar wel, waar niet; hoe wel, hoe niet.

Eugène van der San

Bekijkt origineel bericht ⇒

Meer actueel