ABOP-fractieleider Ronnie Brunswijk is tegen elke poging om de Wet op de staatsschuld verder uit te hollen. Met het initiatiefvoorstel om de wet te wijzigen, wordt deze een tandeloze tijger. Met de opgesomde wijzigingen is de Wet op staatsschuld reeds enorm uitgehold. De bittere lessen uit de jaren tachtig en de tweede helft van de jaren negentig van de vorige eeuw zijn niet tot alle politici en politieke partijen doorgedrongen. “We verkeren thans weer in een situatie waarbij wij het leven ondragelijk zullen maken voor een groot deel van dit volkâ€, zei Brunswijk gisteren tijdens de openbare commissievergadering wijziging Wet op de staatsschuld.
Brunswijk zei dat het ongebreideld aangaan van schulden door Suriname na 1983 begon. De monetaire reserve was uitgeput en de ontwikkelingshulp was stopgezet. Door monetaire financiering van overheidstekorten door de Centrale Bank van Suriname, nam de binnenlandse schuld toe. De buitenlandse schuld nam toe via creditlines en leningen bij onder andere Brazilië, bijvoorbeeld in verband met de Para Industries. “Wij zagen ook dat tijdens de regering-Wijdenbosch wederom zeer buitensporig en onverantwoord werd geleend.â€
Brunswijk, lid van de commissie van rapporteurs wijziging ‘Wet op de Staatsschuld’, stelt dat door de vele leningen in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw er een onoverzichtelijke situatie met betrekking tot de staatsschuld ontstond. “Niemand wist precies hoe groot de schuldpositie van de overheid was en wie allemaal de schuldeisers waren. De schuld van US$ 37 miljoen aan Brazilië konden wij niet aflossen. Door achterstallige aflossing en boeterente steeg de schuld naar meer dan US$ 100 miljoen. Verder denken wij aan de PL-480 creditline met de Verenigde Staten die wij ook niet konden aflossen.â€
Het assembleelid zei dat door de regering-Venetiaan een instituut in het leven is geroepen dat verantwoordelijk zou zijn voor het beheren van de staatsschuld. In 2002 is de Wet op de staatsschuld aangenomen met als doel te geraken tot een goed beheer van de staatsschuld en het voorkomen dat Suriname weer in de situatie van de jaren tachtig en negentig zou vervallen. “Het waren avonturen die tot economische ontwrichting en grote armoede hebben geleid. De wetgever hoopte met deze wet, het Surinaamse volk een grote dienst te hebben bewezen. Wat ze toen niet vermoedde, was dat de wet een aantal keren zou worden gewijzigd. Die veranderingen hebben thans geleid tot de verzwakking van de wet.â€
Brunswijk stelde dat in de Wet op de staatsschuld de bepalingen voor het vestigen, het delgen en het beheer van schuldverplichtingen ten laste van de Staat zijn opgenomen. “Eén van de belangrijke richtlijnen in deze wet, is het niet overschrijden van de vastgestelde obligoplafonds, welke in 2002 werden vastgesteld op 15%, 45% en 60% van het (laatst gepubliceerde) nominale bruto binnenlands product voor respectievelijk de binnenlandse, buitenlandse en de totale schuld. In 2011 werden het binnenlandse- en buitenlandse schuldplafond aangepast naar respectievelijk 25% en 35%, terwijl het totale schuldplafond op 60% bleef (S.B. 2011 No. 5).â€
Het assembleelid haalde ook aan dat in april 2016 de definitie van zowel de bruto staatsschuld als de netto staatsschuld werd gewijzigd. Dit was volgens hem een zware aantasting van de wet en was dus tegen de geest van de wet. Door deze aanpassing kreeg de minister van Financiën ruimte om meer te lenen.
Brunswijk noemde ook de machtiging door het parlement verleend in 2016 voor afwijking van de buitenlandse en totale obligoplafonds voor de staatsschuld ter waarde van US$ 235 miljoen voor infrastructurele werken (S.B. 2016 No. 148). Hij vervolgde en zei dat in 2017 de Wet op de staatsschuld opnieuw werd gewijzigd, waarbij artikel 3a werd toegevoegd. “Hierin is opgenomen dat indien een negatieve groei van het nominale bruto binnenlandse product en/of stijging van de wisselkoers leidt tot een stijging van de staatsschuld ten opzichte van het bruto binnenlands product, de minister van Financiën bevoegd is het wettelijk obligoplafond voor de totale schuld te overschrijden. In dat geval kan het begrotingstekort in het eerste jaar maximaal 6,5% van het nominaal bruto binnenlands product bedragen en in de daaropvolgende vier jaar kan dit tekort tot maximaal 5% oplopen (S.B. 2017 No. 10).â€
En thans wordt een initiatiefvoorstel ingediend waarbij de weg wordt geplaveid voor nog meer leningen; dit terwijl de focus van de regering en de indiener van het initiatiefvoorstel zou moeten zijn op het aflossen van bestaande leningen en het terugbrengen van het gigantische begrotingstekort, aldus Brunswijk.
Er zijn volgens Brunswijk politici die het tot hun werk hebben gemaakt om dit volk steeds weer in een heilloos avontuur te storten en die nooit de verantwoordelijkheid van de funeste gevolgen van hun handelingen op zich nemen. Deze kiezen ervoor om in het verkiezingsjaar ongecontroleerd te lenen zodat ondoordachte showprojecten georganiseerd worden. “Na vier jaar wanbeleid heeft de NDP de showprojecten nodig om de grote terugval enigszins te stuiten. Het maakt de coalitiepartijen daarbij niet uit of Suriname wederom in een diepe financiële crisis belandt na mei 2020. De verdere verhoging van de schuldenlast van dit arme volk is misdadig. Daarom verzet de ABOP zich tegen elke poging om de Wet op de staatsschuld verder uit te hollen.â€