De afgelopen dagen heb ik m’n hoofd gebroken om na te gaan wat - dus welke goederen en diensten - in Suriname in prijs of tarief omlaag is gegaan. Ik wilde namelijk weten hoe het komt dat de commissie Armoedegrensbepaling op een bedrag van SRD 3.097 is gekomen per volwassen persoon. In de mededelingen hierover tijdens een persconferentie vorige week is niet helemaal uit de verf gekomen hoe dit bedrag is vastgesteld. De details en de wijze van berekening zijn nog niet bekend.
Maar mijn hoofdbreking ging er vooral om, om vast te stellen of er wel een basis is voor het, in mijn beleving, extreem laag bedrag van de armoedegrens. Vooral tegen de achtergrond dat de meest recente armoedegrens die ergens in 2018 was vastgesteld of berekend SRD 1.153 (152,11 US dollar) bedroeg en de wisselkoers voor de Amerikaanse dollar ten opzichte van die periode officieel bijna is verdrievoudigd. Daarnaast zijn de kosten voor alle basisgoederen plus transport significant gestegen. De inflatie bedraagt naar zeggen van de autoriteiten zelfs 60 procent.
De armoedegrens geeft een indicatie van de kosten voor basisbehoeften en niet alle behoeften van de burger. In 2014 was de armoedegrens volgens het Algemeen Bureau voor de Statistiek SRD 556. In 2009 was de grens SRD 494. Ik vraag me af of de commissie Armoedegrensbepaling gewoon het eerder genoemde bedrag in US dollars als leidraad heeft genomen of gewoon heeft gekopieerd. Met een bedrag van nog net geen SRD 4.000 per maand zie ik iemand de maand niet rondkomen, tenzij deze persoon een eigen huis heeft en dus geen huishuur betaalt, geen gebruik maakt van openbaar vervoer, een auto heeft die niet op brandstof rijdt en deze persoon niet betaalt voor nutsvoorzieningen.
Wordt de intussen voorgestelde minimumuurloon van SRD 15,49 ook meegenomen in de discussie, begrijp ik de hoogte van de armoedegrens nog minder. Wie dus een baan zou hebben op basis van het minimumuurloon, 24 dagen in de maand werkt, acht uren per dag, zou met een brutosalaris van ongeveer SRD 2.850 dus beneden de armoedegrens vallen. Het verbaast me dan ook niet dat de vakbeweging het bedrag van SRD 15,49 als minimumuurloon afwijst. Minister Kuldipsingh is ons als samenleving dus nog een verklaring schuldig waarom de financieel zwaksten in onze gemeenschap met de schamele bedragen wel zouden moeten kunnen rondkomen.